De deskundige praktische rijgeschiktheid adviseert de medisch adviseur over de praktische rijgeschiktheid van personen met een functiestoornis. Dat kan zijn bij een functiestoornis aan de motoriek (doen), – zoals armen, benen, wervelkolom, afwijkende lichaamsbouw – maar ook bij problemen met de ogen (zien) of hersenen (denken). In alle gevallen waarbij twijfel bestaat over de praktische rijgeschiktheid wordt de deskundige praktische rijgeschiktheid ingeschakeld. Deze adviseert of de kandidaat het vermogen heeft om een rijbewijs te halen en zo ja, op welke wijze. Bijvoorbeeld in een automaat of een aangepast voertuig. Dit gebeurt in nauw overleg met de kandidaat, gespecialiseerde opleiders en aanpasbedrijven. Bij lichamelijke functiestoornissen kan soms aan de hand van de gegevens op de Gezondheidsverklaring al een voorlopig advies worden gegeven over eventuele aanpassingen aan het voertuig. Vaak is er echter een ontmoeting nodig om een goed advies te kunnen geven. Bij de eerste ontmoeting met de deskundige praktische rijgeschiktheid adviseert deze de kandidaat op welke manier hij het beste kan lessen. Om de klant zo efficiënt mogelijk te kunnen beoordelen is het belangrijk dat de rijtest op het juiste moment wordt afgenomen. Wanneer sprake is van een functiebeperking aan de motoriek (armen, benen of wervelkolom) is het advies om na 5 à 10 lessen een rijtest te doen. Bij overige aandoeningen (functiestoornis aan de ogen en/of hersenen) na ongeveer 20 lessen. Deze rijtest is géén rijexamen, maar een praktische beoordeling van de rijgeschiktheid. Er zijn voor de kandidaat geen kosten aan verbonden, met uitzondering van de kosten van de huur van het lesvoertuig. De rijtest duurt ongeveer een uur. Als er aanpassingen nodig zijn, wordt bekeken of de kandidaat met het aangepaste voertuig overweg kan; of de betrokkene er goed mee kan remmen, sturen, gas geven, enz. De focus van de rijtest is altijd gerelateerd aan de gemelde beperking(en). Zo is er bij een gemelde functiestoornis van de ogen vooral aandacht voor het adequaat kunnen waarnemen. Wanneer sprake is van functiestoornissen in de werking van de hersenen ligt de focus op het adequaat kunnen reageren. Soms is het voor de deskundige praktische rijgeschiktheid niet mogelijk om na één rijtest een besluit te nemen over de praktische rijgeschiktheid. Dan is vervolgonderzoek nodig en wordt de kandidaat uitgenodigd voor een tweede rijtest. Tussen de eerste en de tweede rijtest moet de kandidaat een aantal lessen nemen. Hierbij kan de deskundige praktische rijgeschiktheid adviezen geven over bijvoorbeeld de wijze van trainen of het overgaan op een automaat om het aantal rijtaken te verminderen. De praktische rijgeschiktheid van de kandidaat wordt samen met de eventueel vastgestelde eisen aan het voertuig, aan de medisch adviseur van het CBR gerapporteerd. Wanneer de kandidaat ongeschikt wordt bevonden, wordt dit ook aan de medisch adviseur gemeld. Deze neemt het uiteindelijke besluit over de rijgeschiktheid. De kandidaat krijgt hierover een brief. |