Snel zoeken

Home
Vademecum
>1. Rijschooladministratie
>2. Aanvragen examens en tussentijdse toetsen
>3. Betalingsregeling
>4. Terugbetaling examengeld
>5. Bijwonen van examens
>6. Gedragsregels
>7. Het theorie-examen
>8. De examencategorieën
>8.1 Categorie AM
>8.2 Categorie AVB/AVD
>8.3 Categorie B
>8.4 Categorie E bij B
>8.5 Tussentijdse toets
>9. Nodig voor praktijkexamen
>10. Het praktijkexamen
>11. Onderzoek rijvaardigheid
>12. Voertuigeisen
>13. Verklaring van geschiktheid
>14. Aanrijding / boete / schade tijdens examen
>15. Klachtenregeling
>16. Identiteitsbewijzen
naar www.cbr.nl

8.5 Tussentijdse toets

» Bijwonen van de toets door andere personen
» Vrijstellingen bij auto’s met automatische transmissie
» Meerdere tussentijdse toetsen
Voor hun praktijkexamen kunnen kandidaten van de categorieën B, BE en AVD een tussentijdse toets doen. Deze toets moet gezien worden als onderdeel van de rijopleiding. Deelnemers aan de toets moeten een door het CBR toegestaan identiteitsbewijs hebben. Voor de categorieën B en AVD moeten zij niet langer dan een jaar en zes maanden tevoren geslaagd zijn voor het theorie-examen van de betreffende categorie. Voor de categorie BE moeten zij een B-rijbewijs hebben.
Het beste moment voor de toets is wanneer de kandidaat ongeveer tweederde van de rijopleiding gevolgd heeft. Tijdens de toets komen de zaken aan de orde die onderwerp van beoordeling zijn tijdens het praktijkexamen.

De examinatoren treden bij de toets op als adviseur. In samenspraak met kandidaat en instructeur dragen zij eraan bij, dat in het resterende deel van de opleiding aandacht wordt besteed aan zaken die tijdens de toets nog niet op het examenniveau waren.

Voor het reserveren van een tussentijdse toets moet een kandidaat de rijschool machtigen. U kunt een toets alleen reserveren op naam van de kandidaat.

De voertuigeisen die gelden voor examenvoertuigen (zie hoofdstuk 12 van dit vademecum) gelden ook voor voertuigen voor de tussentijdse toets.

Bijwonen van de toets door andere personen

In de auto mogen niet meer dan drie personen zitten, behalve in noodgevallen. Bij elke toets bestaat de mogelijkheid dat behalve de examinator nog iemand anders meerijdt. De volgende personen mogen de toetsen bijwonen:
1. de leden van de raad van toezicht van het CBR en de daartoe door de directie van het CBR gemachtigden;
2. de directeur van het CBR;
3. de examenmanager;
4. een collega-examinator;
5. een coach;
6. een tweede examinator;
7. een tolk*;
8. een rijschoolhouder of instructeur in het bezit van een geldige* WRM-bevoegdheidspas of een geldige* WRM-stagepas, onder de voorwaarden en omstandigheden die in dit hoofdstuk staan.
De hiervoor genoemde personen moeten toestemming krijgen van de betrokken kandidaat om mee te mogen rijden. De tolk mag alleen meerijden als de examinator dit noodzakelijk en uitvoerbaar vindt.

Als een van de personen meerijdt die onder 1 tot en met 7 wordt genoemd, dan kan de instructeur niet meerijden. Hierover wordt de instructeur voor het begin van de toets geïnformeerd via het formulier ‘Vervanging/meerijden’ op het mededelingenbord of via het informatiescherm.

*Eisen aan de tolk;

  • Het moet een beëdigde tolk zijn die ook zijn/haar tolkenpas kan tonen.
  • De instructeur mag ook tolk zijn. Die moet dan zijn/haar geldige* WRM-pas kunnen tonen.

  • De tolk heeft de taak om de tekst van de examinator te vertalen. Overige zaken, zoals symbolen op het dashboard en gesproken tekst van de navigatie of radio, worden niet vertaald. De kandidaat en de rijschool zorgen ervoor dat het navigatiesysteem voor het begin van de toets de juiste taalinstelling heeft. Dit mag in de vorm van een telefoon die in een houder zit en waarop geen andere signalen verstorend kunnen werken (appjes, inkomende telefoontjes enzovoort). Lukt het de opleider en kandidaat niet om een begrijpelijke taal in te stellen voor de kandidaat, dan gaat de navigatieopdracht in de voor de kandidaat minder of niet begrijpelijke taal. Zónder tussenkomst van de examinator of tolk.
    De personen genoemd onder 1, 7 en 8 moeten toestemming krijgen van de betrokken kandidaat om mee te mogen rijden. De tolk mag alleen meerijden als de examinator dit noodzakelijk en uitvoerbaar vindt.

    De personen onder 1 tot en met 7 hebben voorrang boven de personen genoemd onder 8. Dit betekent dat de instructeur dan niet kan meerijden. Hierover wordt de instructeur vóór het begin van de toets geïnformeerd via het formulier ‘Vervanging/meerijden’ op het mededelingenbord of via het informatiescherm.
    Om een vervelende verrassing te voorkomen, is het verstandig om de kandidaat vooraf te vertellen dat er altijd een kans is dat de instructeur niet kan meerijden.

    * De geldigheidsduur van de WRM-pas mag niet verstreken zijn. Verder moet er een handtekening op de WRM-pas staan. WRM-passen die op of na 1 juli 2020 zijn uitgegeven, moeten ook een goed gelijkende pasfoto hebben.

    Vrijstellingen bij auto’s met automatische transmissie

    Als kandidaten de bijzondere verrichtingen goed hebben gedaan tijdens de tussentijdse toets, krijgen ze vrijstelling. Dit betekent dat de examinator hen hierop niet meer toetst bij hun eerstvolgende praktijkexamen.
    Het doen van een tussentijdse toets of examen in een auto met automatische transmissie, heeft gevolgen voor eventueel behaalde vrijstellingen:
    • Kandidaten die een tussentijdse toets voor de categorie B in een auto met automatische transmissie hebben gedaan, verliezen hun eventueel behaalde vrijstelling wanneer zij praktijkexamen doen in een handgeschakelde auto.
    • Kandidaten die een tussentijdse toets voor de categorie B in een handgeschakelde auto hebben gedaan, behouden hun eventueel behaalde vrijstelling wanneer zij examen doen in een auto met automatische transmissie.

    Meerdere tussentijdse toetsen

    Wanneer een kandidaat meerdere tussentijdse toetsen doet, geldt alleen een eventuele vrijstelling van de laatste tussentijdse toets. Dit betekent dat de vrijstelling die bij een eerdere tussentijdse toets is behaald, kan komen te vervallen.
    CBR 2025