Uitrusting Het CBR hanteert de volgende algemene eis voor uitrusting (handschoenen, schoeisel, beschermende kleding en een helm). Voor elke uitrusting geldt dat deze een redelijke mate van bescherming moet bieden, ook tegen en/of rekening houdende met de heersende, dan wel redelijkerwijs te verwachten (weers)omstandigheden. Deze bescherming is zodanig dat bij (onvoorzien) contact met het wegdek of de motor (bv. de uitlaat) niet direct letsel ontstaat. Hieronder wordt deze eis voor de verschillende soorten uitrusting verder uitgewerkt. Helm De kandidaat voor het motorexamen dient tijdens het examen een goed passende helm te dragen, die op deugdelijke wijze is bevestigd. De helm moet van een goedgekeurd type zijn en bij voorkeur voorzien van een helder vizier. Donkere vizieren worden in verband met de veiligheid sterk afgeraden. Beschermende kleding, handschoenen en schoeisel Beschermende kleding, handschoenen en schoeisel zijn in ieder geval geschikt als deze het desbetreffende lichaamsdeel volledig bedekt, aangepast is aan de heersende, dan wel redelijkerwijs te verwachten (weers)omstandigheden en:
- speciaal bedoeld is voor motorrijders;
- voorzien is van knie-, heup-, elleboog- en schouderprotectoren; én
- CE gecertificeerd is.
Voldoet de kleding niet (geheel) aan deze drie eisen, dan moet op het eerste gezicht aannemelijk zijn dat de kleding onder de te verwachten (weers)omstandigheden voldoende bescherming kan bieden bij (onvoorzien) contact met het wegdek of de motor (bv. de uitlaat) zodat niet direct letsel ontstaat. Het CBR kan geen garanties afgeven ten aanzien van deze bescherming. De kandidaat aanvaardt zelf de risico’s van het niet voldoen aan de eisen. AVD-examen Het motorexamen verkeersdeelneming (AVD-examen) duurt in totaal 55 minuten en vindt zowel binnen als buiten de bebouwde kom plaats. De kandidaat wordt gevolgd door de examinator die een auto bestuurt. Met inachtneming van de opdrachtgeving neemt de kandidaat zelfstandig deel aan het verkeer. Zie verder de rijprocedure A. Opdrachtgeving via communicatieapparatuur Bij het AVD-examen geeft de examinator de opdrachten (opdrachtgever) én communiceert de opdrachten rechtstreeks aan de kandidaat. Opdrachtgeving via de communicatieapparatuur moet voldoen aan de volgende voorwaarden: - De opdracht wordt tijdig gegeven. De kandidaat moet voldoende tijd hebben om alle noodzakelijke handelingen uit te voeren.
- De opdracht is kort en duidelijk (niet voor een andere uitleg vatbaar).
- De opdracht voldoet aan (eventueel) gemaakte afspraken. Het kan zijn dat er per examenlocatie afspraken worden gemaakt over hoe te handelen in specifieke situaties.
Communicatieapparatuur Bij het AVD-examen stelt het CBR communicatieapparatuur beschikbaar. De kandidaat ontvangt bij aanvang van het examen een door de examinator gereinigd D-oortje. Hygiëne De oortjes die de kandidaat door de examinator overhandigt krijgt worden voor én na ieder examen gereinigd. Niet functionerende apparatuur Wanneer communicatieapparatuur defect is of niet goed functioneert én herstel binnen enkele minuten niet mogelijk is, bijvoorbeeld door het vervangen van de accu of het gebruik van een reserveset, dan wordt het examen niet afgenomen of afgebroken. Het examen wordt dan behandeld volgens de uitstelregeling. Bediening van communicatieapparatuur De examinator kan de communicatieapparatuur op twee manier bedienen. • Spraakgestuurd (handsfree) systeem • Vingerknopbediening Bijzondere omstandigheden In het geval een kandidaat een overtreding maakt of dreigt te maken, moet de portofonist de kandidaat hier onmiddellijk op attenderen via de communicatieapparatuur. De kandidaat moet niet te vroeg gewaarschuwd worden, de kandidaat moet de kans krijgen zelf zijn fout te herstellen. In geval van nood, wanneer de kandidaat gevaarlijk handelt of wanneer diens veiligheid gevaar loopt door het gedrag van anderen, wordt de kandidaat eveneens onmiddellijk via de communicatieapparatuur aangesproken. Soms kan een 'noodkreet' via de communicatieapparatuur achterwege worden gelaten, als daarmee een paniekreactie van de kandidaat kan worden voorkomen. De persoon van de kandidaat en de aard van de situatie spelen bij de beoordeling hiervan een rol. Het oordeel van de instructeur, die zijn leerling kent, is hierbij van groot belang. |