Snel zoeken

Home
Vademecum
>1. Rijschooladministratie
>2. Aanvragen examens en tussentijdse toetsen
>3. Betalingsregeling
>4. Terugbetaling examengeld
>5. Bijwonen van examens
>6. Gedragsregels
>7. Het theorie-examen
>8. De examencategorieën
>9. Nodig voor praktijkexamen
>10. Het praktijkexamen
>11. Onderzoek rijvaardigheid
>12. Voertuigeisen
>12.1 Voertuigen praktijkexamens AM
>12.2 Motorvoertuigen praktijkexamens A (voertuigbeheersing en verkeersdeelneming)
>12.3 Algemene voertuigeisen categorie B & BE
>12.4 Aanvullende eisen examenvoertuigen met automatische transmissie (categorie B & BE)
>12.5 Aanvullende voertuigeisen categorie B
>12.6: Aanvullende voertuigeisen categorie BE
>12.7 Commissie toelating examenvoertuigen (CTE)
>13. Verklaring van geschiktheid; geldigheidsduur, tussentijdse melding en aanvullend onderzoek
>14. Aanrijding / boete / schade tijdens examen
>15. Klachtenregeling
>16. Identiteitsbewijzen
naar www.cbr.nl

12.3 Algemene voertuigeisen categorie B & BE

» Algemeen
» Aanvullende eisen bij hitte
» Opnameapparatuur
» Hieronder zijn de richtlijnen uitgewerkt voor dashboardlampjes in examenvoertuigen.
» Tot slot

Algemeen

Toegelaten voor het auto-examen zijn motorvoertuigen die zijn opgenomen in de Beoordeling examenvoertuigen categorie B. Bij twijfel kunt u contact opnemen met de Klantenservice van het CBR.

Verder moeten examenauto’s voldoen aan de volgende eisen:

  1. Motorvoertuigen die tijdens het examen gebruikt worden, moeten voldoen aan de wettelijk gestelde eisen.
  2. Het voertuig is voorzien van een zodanige constructie en/of inrichting dat het voertuig zich leent voor het afleggen van een rijexamen. Dit is bijvoorbeeld niet het geval bij motorvoertuigen zonder voorruit en open auto’s en evenmin als naast de feitelijke bestuurder (de kandidaat) de zitruimte onvoldoende is voor de juridische bestuurder (de examinator).
  3. Het voertuig is voorzien van tenminste vier zitplaatsen: twee voorin het voertuig en minimaal twee direct daarachter.
    a. De kandidaat en examinator hebben aparte stoelen, waarbij de linkerzitplaats bestemd is voor de kandidaat en de rechterzitplaats bestemd is voor de examinator. De stoelen dienen naar voren en naar achteren versteld te kunnen worden en ook de positie van de rugleuning moet verstelbaar zijn
    b. Alle zitplaatsen moeten voorzien zijn van hoofdsteunen.
    c. Andere dan tot de standaarduitrusting behorende stoelen of stoelen waarvan de zijwangen niet tot nauwelijks indrukbaar zijn, worden niet toegestaan, tenzij deze voldoen aan de eisen van de Richtlijn van de commissie toelating examenvoertuigen (CTE);
    d. Bij het beantwoorden van de vraag of er sprake is van een normale zitplaats, wordt de Richtlijn van de CTE als uitgangspunt gehanteerd. Indien nodig kan de CTE de geschiktheid voor het praktijkexamen beoordelen.
  4. Het voertuig is voorzien van een deugdelijke ventilatie, zodat het beslaan en/of bevriezen van de ruiten tijdens het rijden zoveel mogelijk wordt voorkomen. Bij temperaturen van 25 graden of meer worden aanvullende eisen gesteld. Meer informatie staat hieronder bij ‘Aanvullende voertuigeisen bij hitte’ en in de uitstelregeling.
  5. Het voertuig is voorzien van een ooghoekspiegel (minimumafmeting 4 x 8 cm).
  6. Het ventilatiesysteem, de rechterspiegel voor de examinator, de rechterzijruiten e.d. van het examenvoertuig kunnen versteld, gericht enz. worden zonder tussenkomst van de kandidaat.
  7. Het voertuig is voorzien van een geldig Nederlands kenteken. Dit mag geen handelaars-, transito- of fabriekskenteken zijn.
  8. Het voertuig is voorzien van dubbele bediening die aan de volgende eisen voldoet:
    a. Voorzien van pedalen met rubber manchetten, die zijn aangebracht op nagenoeg dezelfde hoogte boven de vloer en nagenoeg dezelfde afstand tot het schutbord als de pedalen van de feitelijke bestuurder en waarmee de examinator de bedrijfsrem en de koppeling vanaf zijn zitplaats doeltreffend kan bedienen.
    b. Een eventueel aanwezig gaspedaal aan de zogenaamde ‘dubbele bediening’ moet voor het begin van het examen worden verwijderd of opgeklapt.
    c. In geen geval mag de voet van de examinator in het gedrang komen. Naast de pedalen moet voldoende voetruimte aanwezig zijn. Het aanwezige vloeroppervlak vóór de zitplaats van de toezichthouder moet dan ook van zodanige afmetingen zijn, dat daarop een dubbele bediening kan worden aangebracht. Hierbij is het vereist dat:
    • Links naast het koppelingspedaal en rechts naast het rempedaal een denkbeeldig blok kan worden geplaatst met een lengte van 30 cm, een breedte van 12 cm en een hoogte van 10 cm.
    • De vrije ruimte tussen het koppelings- en rempedaal dient minimaal 5 cm te zijn.
    • De dubbele bediening moet zodanig zijn of worden aangebracht dat deze vanuit een normale zithouding doeltreffend kan worden bediend. Dit wordt bereikt door de pedalen, gemeten vanuit de hartlijn van de zitting, symmetrisch voor de zitting te plaatsen.

    Schematische 3D-weergave van rem- en koppelingspedaal met de voorgeschreven tussenruimte-afmetingen, vermeld door middel van pijlen en bijbehorende centimetervermeldingen

  9. De staat van onderhoud is zodanig, dat het rijden ermee geen gevaar oplevert en het verblijf erin aanvaardbaar kan worden geacht. Niet aanvaardbaar zijn bijvoorbeeld een vuil interieur, stank, een niet of slecht werkende verwarming (in de wintermaanden) en brandstof- of uitlaatdampen die in het interieur doordringen.
  10. Onderdelen of apparaten die niet tot de standaarduitrusting behoren, mogen alleen aanwezig zijn als:
    a. Scherpe en/of uitstekende delen geheel ontbreken.
    b. De examinator niet in zijn beweging wordt belemmerd door deze onderdelen of apparaten.
    c. Voorwerpen die de examinator kunnen hinderen of letsel kunnen veroorzaken (schutplaten, mobilofoons, luidsprekers, autotelefoon e.d.) voor het examen zijn verwijderd.
    Al deze punten zijn ook van toepassing op de dubbele bediening.
    N.B. Moderne ondersteunende systemen (ADAS) zijn toegestaan zolang zij de het rijden van de automobilist niet overnemen.
  11. Het voertuig is niet voorzien van politieke, godsdienstige en/of aanstootgevende opschriften.
  12. Het voertuig is niet voorzien van uitzicht belemmerende voorwerpen, zoals stickers op de ruiten, in of aan het voertuig aanwezige versierselen, luxaflex of zon- c.q. rolgordijnen, spoilers etc. De ruiten mogen niet bewerkt zijn met materialen (zoals ruitfolie of coatings) die het doorzicht belemmeren. Het examenvoertuig mag voorzien zijn van getint glas, mits dit standaard vanaf de fabriek aanwezig is.
  13. Dashboard-legplankjes mogen de examinator niet hinderen bij het gebruik van de dubbele bediening; de dubbele bediening moet goed zichtbaar blijven.
  14. Eventuele dak(reclame)borden zijn zodanig bevestigd dat zij niet door de (rij)wind of op een andere manier kunnen losraken.
  15. De banden voldoen aan de eisen die gesteld worden in de bandenregeling.
  16. Eventueel aanwezige kindersloten zijn tijdens het examen niet in werking.
  17. Het voertuig is voorzien van een voor de examinator vanaf zijn zitplaats bereikbaar ontsnappingsgereedschap. Dit mag niet zijn geplaatst in een kastje of zijn afgedekt door een klep. Het is speciaal bedoeld om zowel de gordel los te snijden als de zijruiten te breken in geval van een calamiteit.
  18. Specifieke eisen voor voertuigen met automatische transmissie worden weergegeven in hoofdstuk 12.4.
  19. Specifieke eisen voor de categorie B worden weergegeven in hoofdstuk 12.5.
  20. Specifieke eisen voor de categorie BE worden weergegeven in hoofdstuk 12.6.

Aanvullende eisen bij hitte

Als de temperatuur volgens officiële metingen 25 graden of meer is, moet een examenvoertuig voorzien zijn van een goedwerkend systeem voor klimaatbeheersing, bijvoorbeeld een airco. Met goedwerkend wordt bedoeld dat het systeem voelbaar moet koelen.

Deze voertuigeis geldt voor alle voertuigen met een systeem voor klimaatbeheersing. Werkt het systeem bij temperaturen van 25 graden of meer niet naar behoren, dan wordt het examen niet afgenomen, met als reden een defect/ongeschikt voertuig.

Voor voertuigen zonder systeem voor klimaatbeheersing geldt een overgangsperiode van 5 jaar. Dit betekent dat vanaf 1 november 2026 alle examenvoertuigen voorzien moeten zijn van een goedwerkend systeem voor klimaatbeheersing. Tijdens de overgangsperiode kan de examinator het voertuig bij temperaturen van 25 graden of meer afkeuren met als reden een ‘defect/ongeschikt voertuig’. Dit valt dan onder de uitstelregeling.

Voor het bepalen van de actuele temperaturen gelden de metingen van officiële KNMI-weerstations. Die staan op https://knmi.nl/nederland-nu/weer/waarnemingen. Voor elk praktijkexamencentrum is een weerstation aangewezen.






ExamencentrumWeerstationExamencentrumWeerstation
AlkmaarSchipholHoornBerkhout
AlmeloTwente KerkradeMaastricht-Aachen Airport
AmsterdamSchipholLeeuwardenLeeuwarden
ApeldoornDeelen LeidenSchiphol
ArnhemHerwijnen LeusdenDe Bilt
AssenEelde MaastrichtMaastricht-Aachen Airport
BarendrechtRotterdam MeppelHoogeveen
Bergen Op ZoomWoensdrecht MierloEindhoven
Berkel EnschotGilze Rijen NijmegenVolkel
BredaGilze Rijen
Den BoschVolkel RijswijkVoorschoten
Den HelderDen Helder RoermondEll
DeventerHeino RoosendaalWoensdrecht
DoetinchemHupselRotterdamRotterdam
DordrechtHerwijnenSchelluinen/GorinchemHerwijnen
EemnesDe Bilt SneekLeeuwarden
EindhovenEindhoven SpijkenisseWilhelminadorp
EmmeloordMarknesse TerneuzenWestdorpe
EmmenNieuw Beerta TielHerwijnen
EnschedeTwente UrmondMaastricht-Aachen Airport
GoesWilhelminadorp VenloArcen
GoudaCabauw VlissingenVlissingen
GroningenEelde WeertEll
HaarlemSchiphol WinschotenNieuw Beerta
HarderwijkDe BiltZaandamSchiphol
HeerenveenEeldeZoetermeerZoetermeer
HoogeveenHoogeveenZwolleHeino

Opnameapparatuur

Opnameapparatuur in het examenvoertuig is toegestaan, onder voorwaarde dat deze is uitgeschakeld. De examinator moet zich hiervan kunnen vergewissen. Ieder gebruik van deze opnameapparatuur tijdens het rijexamen is verboden. Onder rijexamen wordt in deze ieder product verstaan dat het CBR afneemt. De privacy van de examinator strekt zich uit tot de werkplek. Tijdens het examen is dit het examenvoertuig. Schendingen van de privacy van de examinator schaden het CBR. Overtreding wordt beschouwd als een schending van de privacy van de examinator. Het CBR zal alle maatregelen nemen die het civiel- en strafrecht bij een dergelijke overtreding biedt.

Hieronder zijn de richtlijnen uitgewerkt voor dashboardlampjes in examenvoertuigen.

Airbaglampje
Vóór aanvang van het examen:
Als het airbaglampje blijft branden of knipperen:
  • De examinator neemt het examen niet af.

Tijdens het examen:
Als het airbaglampje gaat branden of knipperen:

  • De examinator breekt het examen af.

Bandenspanningslampje (TPMS - Tyre Pressure Monitoring System)
Vóór aanvang van het examen:
Als de waarschuwingsinrichting van het controlesysteem voor de bandenspanning een signaal geeft:

  • Het examen wordt niet afgenomen wegens een ‘defect voertuig’.

Tijdens het examen:
Als de waarschuwingsinrichting van het controlesysteem voor de bandenspanning een signaal geeft:

  • De examinator zoekt een veilige plaats om een extra visuele controle van de banden uit te voeren.
  • Als de examinator een probleem met één of meerdere banden constateert, breekt hij het examen af wegens een defect voertuig.
  • Als uit het onderzoek blijkt dat er geen problemen met de banden zijn, vervolgt de examinator het examen. Er wordt met de instructeur afgesproken wanneer het probleem opgelost is.

Overige dashboardlampjes
Vóór aanvang van het examen:
Als een geel of oranje controlelampje blijft branden of knipperen:

  • De examinator voert een kort onderzoek uit naar wat er aan de hand is en spreekt de instructeur hierop aan.
  • Als uit het onderzoek blijkt dat er geen gevolgen voor de veiligheid zijn, neemt de examinator het examen gewoon af. Er wordt met de instructeur afgesproken wanneer het probleem opgelost is.
  • Als uit het onderzoek blijkt dat er wel gevolgen voor de veiligheid zijn, of wanneer hier twijfels over bestaan, neemt de examinator het examen niet af.

Als een rood controlelampje blijft branden of knipperen:

  • De examinator neemt het examen níet af.

Tijdens het examen:
Als een geel of oranje controlelampje gaat branden of knipperen:

  • De examinator voert een kort onderzoek uit naar wat er aan de hand is en spreekt de instructeur hierop aan.
  • Als uit het onderzoek blijkt dat er geen gevolgen voor de veiligheid zijn, vervolgt de examinator het examen. Er wordt met de instructeur afgesproken wanneer het probleem opgelost is.
  • Als uit het onderzoek blijkt dat er wel gevolgen voor de veiligheid zijn, of wanneer hier twijfels over bestaan, breekt de examinator het examen af.

Als een rood controlelampje gaat branden of knipperen:

  • De examinator breekt het examen af.

Tot slot

Alle voertuigeisen zijn overeenkomstig van toepassing op voertuigen waarmee een tussentijdse toets wordt afgelegd.
CBR 2023